Weinig expertisedomeinen in de bouw die zo complex – en voor sommigen zelfs ronduit ondoorgrondelijk – zijn als brandveiligheid. Hebben we het over brandweerstand of brandreactie? Is de Belgische of Europese normering van toepassing? Aan welke testprocedures moeten fabrikanten hun brandwerende bouwproducten of -systemen onderwerpen en biedt dat überhaupt een toereikende garantie? Het juiste antwoord distilleren, is in veel gevallen voer voor specialisten. Bouwen aan Vlaanderen nodigde daarom zes experts ter zake uit, die erom bekendstaan hun passie voor brandveiligheid met veel vuur te belijden. Zij fileerden enkele hot topics binnen hun vakgebied en schiepen orde in de chaos, met een knisperende haard op de achtergrond.
Deelnemers
• Kurt Van Den Bergh, Technical Manager Belux bij Reynaers Aluminium
• Koen Van Gasse, Senior Product Manager bij Soudal en vicevoorzitter van PFPA
• Steven Paulussen, zaakvoerder bij Houthandel Paulussen
• Danny Jonckheere, zaakvoerder bij Fire! doors & projects
• Louis Cortvriendt, R&D Manager bij De Coene Products
• Rony Verbuyst, Project Engineer bij ACO Belgium
Dag heren, laten we van wal steken met een situatieschets. Waar staan we vandaag op het vlak van brandveiligheid? Is er de laatste jaren nog veel vooruitgang geboekt?
Kurt Van Den Bergh: “Mijn ervaring is dat er qua brandweerstand niet al te veel veranderd is, maar dat er qua brandreactieklasse sprake is van een verstrenging, zeker voor gevels. Dat heeft ongetwijfeld te maken met enkele ernstige incidenten in het recente verleden. Daarnaast zijn er heel wat initiatieven genomen om het voor bouwprofessionals makkelijker te maken om in lijn te zijn met de regelgeving. Denk bijvoorbeeld aan de Technische Voorlichtingen van Buildwise. Zoiets was er vijf jaar geleden niet, dus dat is een positieve evolutie.”
Koen Van Gasse: “Over het algemeen is het niveau er inderdaad op vooruitgegaan, maar toch komen we nog geregeld vakmannen tegen die beweren ‘dat ze al dertig jaar op dezelfde manier werken en dat nog nooit iemand hen verteld had dat het anders moest’. Zij moeten in zekere zin tegen zichzelf beschermd worden, want uit onwetendheid dreigen ze foutieve zaken uit te voeren. Iedereen wordt geacht de wet te kennen, maar wat brandveiligheid betreft, is er zeker nog werk aan de winkel.”
Danny Jonckheere: “Het is natuurlijk geen eenvoudige materie, want de normering blijft sterk evolueren, conform het veranderende gebruik van gebouwen. Zie bijvoorbeeld het KB voor parkeergarages dat eraan zit te komen, onder invloed van de opmars van elektrische voertuigen en de bijhorende laadinfrastructuur.”
Steven Paulussen: “In mijn eigen niche – houten gevels – zie ik wel een positieve evolutie: vroeger werd de brandklasse van producten op productbasis geclassificeerd, terwijl er nu naar end-use gekeken wordt. Daardoor kan je nu zelfs erg brandbare biobased isolatie op een veilige manier integreren in gebouwen. Sinds kort worden in het kader van de EN 13823 (SBI-test) ook stuiknaden getest om na te gaan hoe de aansluitingen in een gevel zich gedragen. De normeringen passen zich dus aan en fabrikanten worden verplicht om hun producten goed te kennen. Ook dat is een prima zaak, want ik merk dat producenten en bouwbedrijven brandveiligheid daardoor niet langer als een noodzakelijk kwaad zien. Sterker nog: ze gebruiken het als een USP waarmee ze zich kunnen onderscheiden.”
Louis Cortvriendt: “In 2022 zijn we voor brandwerende deuren overgeschakeld op de EI1-wetgeving. Het heeft heel wat tijd en energie gevergd om al onze attesten erop af te stemmen – onder meer door het nieuwe testproces – maar intussen zijn we helemaal mee. Toch plaatsen onze klanten ook nog steeds ‘Belgische deuren’ in het kader van projecten waarvoor geen bouwaanvraag nodig is. Het kost natuurlijk tijd om zo’n grote verandering ingang te doen vinden in de praktijk. Pas het laatste jaar helt de balans over naar EI1-deuren.”
Rony Verbuyst: “Toen wij in 2012 brandmoffen in afvoerputten introduceerden met Duitse certificering, werden we teruggefloten door ISIB. We hebben ze vervolgens ook door hen laten testen om ze te kunnen lanceren op de Belgische markt, al werd er toen nog verwezen naar een wetgeving uit 1968. Dat is intussen gelukkig verleden tijd, we zijn vandaag veel meer up-to-date. Er wordt ook gewerkt met REI-waardes, dus er is veel ten goede veranderd. Al kan het uiteraard altijd nog beter.”
Zoals reeds aangegeven, hebben zich de voorbije jaren enkele zware branden voorgedaan, zowel in België als het buitenland (Londen, Valencia, Kopenhagen …), waarover uitvoerig bericht is in de media. Welke impact heeft dat gehad?
Koen Van Gasse: “Helaas moet er altijd eerst iets ernstigs gebeuren – waarbij doorgaans ook veel slachtoffers vallen of waardevolle zaken verloren gaan – alvorens ernaar gehandeld wordt. Zo heeft het inferno van de Grenfelltoren in het Verenigd Koninkrijk een copernicaanse omwenteling teweeggebracht. Vijftien jaar geleden was dat nog het cowboyland bij uitstek als het op brandveiligheid aankwam, maar sindsdien is men er helemaal anders over beginnen nadenken. Ook Valencia was een jammerlijke eyeopener. Strenger toekijken op de brandveiligheid is op zich een goede zaak, alleen moet het natuurlijk wel werkbaar blijven. Betaalbaarheid is een steeds prangender probleem en alles tot in de puntjes testen om ieder potentieel risico te elimineren, maakt dat het kostenplaatje gigantisch hoog wordt. We moeten dus ook wel de zin van de onzin scheiden en ons hoeden voor overnormalisering.”
Kurt Van Den Bergh: “De slinger slaat soms wel een beetje door. Het wordt steeds moeilijker om de nodige experts te vinden die technische adviezen kunnen afleveren bij het uitwerken van projecten. Ik heb gelukkig wel het idee dat andere partijen die rol op termijn kunnen overnemen. Ik denk dan in eerste instantie aan Buildwise, dat alvast over de nodige expertise beschikt.”
Steven Paulussen: “Ieder gebouw is een kind van zijn tijd. Als het op het moment van oplevering voldeed aan de heersende wetgeving volgens de gangbare testmethodes, dan kan je het later natuurlijk moeilijk ontmantelen omdat je door voortschrijdend inzicht twijfels hebt bij de brandveiligheid. Ik vrees dat branden bijna even onvermijdelijk zijn als natuurrampen, maar we hebben wel de plicht om eruit te leren, meer bepaald door op basis van risicoanalyses mitigerende maatregelen te treffen en zo de potentiële menselijke en materiële tol te verkleinen.”
Rony Verbuyst: “Dat is iets wat nog veel meer op Europees niveau geregeld zou moeten worden. In ieder land geldt een andere wetgeving, dus dat staat nog lang niet op punt.”
Ondanks de introductie van Europese wetgeving blijven de verschillen tussen de lidstaten groot?
Koen Van Gasse: “Er zijn veel landen die een voortrekkersrol opnemen om het algemene niveau te verbeteren, maar het blijft voorlopig een utopie om overal dezelfde wetgeving op te leggen. Ik weet ook uit ervaring dat een nieuwe Europese norm schrijven een tergend traag proces is. Eens hij effectief gepubliceerd is, ben je makkelijk tien jaar verder en strookt hij al niet meer met de realiteit, want in de tussentijd zijn er ongetwijfeld alweer nieuwe bouwmaterialen en -methodes opgedoken. Voor de grijze zones die zo ontstonden, kon je in het verleden terecht bij een onafhankelijke kennisinstantie als ISIB, maar door het wegvallen daarvan werken we nu noodgedwongen in een consensusmodel – lees: gezamenlijk zoeken naar de best mogelijke uitvoering. Klinkt op zich mooi, tot er onenigheid is of er problemen opduiken. Dan gaan de paraplu’s sneller open dan je het licht kan aansteken.”
Danny Jonckheere: “Dat gebrek aan een neutrale sparringpartner voor het coveren van specifieke toepassingen is vandaag inderdaad een groot probleem. Los daarvan is het EI1-verhaal nog niet voor alle bouwheren, architecten en aannemers even duidelijk. In Europa zijn wij het enige land dat zo strikt in de leer is. Bovendien hebben we een kleine markt met een beperkt aantal spelers, wat impliceert dat ook het aantal beschikbare brandproeven en attesten beperkt is. Voor specifieke of atypische toepassingen tast je dus vaak in het duister en is het inderdaad zoeken naar een consensus. We maken te weinig gebruik van de ervaring en expertise die aanwezig is in onze buurlanden. In Frankrijk is het aanbod aan brandproeven en attesten veel groter, maar zaken die volgens de Franse normering getest zijn mogen in België niet gebruikt worden. Terwijl ze daar toch ook iets kennen van brandveiligheid …”
Louis Cortvriendt: “Andersom geldt dat ook: we testen hier volgens de hoogste Europese klasse, maar in het buitenland kunnen we weinig uitrichten met onze attesten. In bepaalde landen moeten producten eerst lokaal getest worden alvorens ze groen licht krijgen, wat inderdaad haaks staat op dat overkoepelende Europese verhaal. We hebben een klant die een tijd geleden EI1-30 deuren in Frankrijk had geplaatst. Achteraf bleek echter dat de geplaatste EI1-deuren niet voldeden, waardoor ze moesten worden uitgebroken en vervangen door EI2-deuren. Dat zijn toch jammerlijke zaken. Op zich heb ik er geen probleem mee om bijkomende testen te doen als dat vereist is, maar die dure basistesten zouden toch algemeen aanvaard moeten worden in heel Europa.”
Over brandtesten gesproken: in hoeverre komen theoretische omstandigheden en resultaten overeen met de praktijk? Gaapt daar soms een kloof tussen?
Steven Paulussen: “Helaas wel. Een goed voorbeeld zijn brandvertragende behandelingen voor houten gevels, waarvan sommige al binnen een paar weken volledig uitlogen. Zo krijg je bijvoorbeeld situaties waarbij de uiterst brandbare houtsoort ayous door middel van een uitlogende brandvertrager theoretisch wordt opgewaardeerd van brandklasse F naar brandklasse B, om in de praktijk al opnieuw op brandklasse F te landen nog voor het project goed en wel is opgeleverd. Dit heeft te maken met een fout in de testprocedure, die binnenkort gelukkig wordt rechtgezet. De EN 16755, de norm voor de duurzaamheid van brandvertragende behandelingen, staat immers op het punt om te veranderen. En dat gaat heel wat kwalijke zaken aan het licht brengen en veel tumult veroorzaken …”
Koen Van Gasse: “Testen is een must, maar zoals ik eerder al aangaf, is er ook wel wat gezond verstand nodig. Je kan alles in alle mogelijke richtingen beginnen testen om theoretisch gezien elk mogelijk gevaar uit te sluiten, maar zo dreig je in de praktijk wel je doel voorbij te schieten, want elke brandtest kost handenvol geld en voor fabrikanten staan daar dus enorme investeringen tegenover. Soms is goed echt wel goed genoeg.”
Kurt Van Den Bergh: “Een duidelijk werkbaar document als de TV 282 is in dat opzicht wel een verbetering. Als je dat volgt, krijg je de garantie dat je voldoet aan de voorschriften zonder dat je een test moet uitvoeren. Dat vind ik wel een positieve evolutie, want met een brandtest focus je telkens op een specifieke situatie, terwijl je in de praktijk toch altijd weer van een wit blad begint. Ontwerpers komen geregeld met iets nieuws, waardoor bepaalde testen toch weer niet toepasbaar zijn.”
Steven Paulussen: “Testen zijn en blijven per definitie momentopnames. Als je slaagt, zit je voor altijd safe, terwijl dat op zich niets zegt over hoe een product zich doorheen de tijd of in specifieke omstandigheden zal (blijven) gedragen, zeker in het geval van exterieurtoepassingen. Zolang dat langetermijnperspectief niet naar behoren ingecalculeerd wordt, heeft geen enkele test waarde.”
Hoeveel impact hebben plaatsing en uitvoering op de brandveiligheid? Zien jullie soms zaken waar jullie vragen bij hebben?
Danny Jonckheere: “Op heel wat werven gebeuren nog steeds elementaire fouten bij het opschuimen, opstoppen, spelingen op de deuren enzovoort. Dat zit vaak in kleine details die je niet onmiddellijk ziet, maar ze zijn er natuurlijk wel. En iedereen die al brandtesten heeft uitgevoerd weet: de kleinste zwakheden zijn de punten waar het misloopt.”
Steven Paulussen: “Als producent tracht je de perfectie te benaderen, maar wat blijft daar nog van over als iemand op de werf tegen de klok moet werken? Dat is en blijft een spanningsveld dat de uitvoeringskwaliteit – en dus ook de brandveiligheid – kan hypothekeren.”
Kurt Van Den Bergh: “Fouten op het vlak van lucht- en waterdichtheid komen snel aan het licht, maar dat een gebouw brandtechnisch niet goed is uitgevoerd, valt veel minder of zelfs helemaal niet op. Tot het later eens danig fout loopt natuurlijk … Vandaar dat wij zelf enkel met gecertificeerde constructeurs werken voor onze brandwerende oplossingen, die we zo goed mogelijk proberen te begeleiden. Zo moeten ze een plaatsingscertificaat behalen, alle opleidingen volgen die we organiseren, een interne verantwoordelijke aanstellen … Helemaal sluitend is dat uiteraard niet, maar ik ben er wel van overtuigd dat we de foutenmarge zo flink verkleinen.”
Louis Cortvriendt: “Kleine kanttekening daarbij: in bestekteksten wordt meer en meer opgenomen dat het verplicht is om met een gecertificeerde plaatser te werken, terwijl dat niet verplicht is volgens de Belgische wetgeving. Een BENOR-attest en de correcte plaatsing volgens dit attest volstaan in principe. Dat zorgt soms voor onduidelijkheid bij de brandweer en kan de regularisatie van gebouwen onnodig bemoeilijken.”
Koen Van Gasse: “Het gebeurt overigens ook geregeld dat gecertificeerde plaatsers uit praktische overwegingen of tijdsgebrek onderaannemers inhuren om de werken uit te voeren. Tot zover dus die gegarandeerde uitvoeringskwaliteit, die in mijn ogen grotendeels staat of valt met controle. In de bouw zou dat controleniveau gerust nog wat mogen toenemen. Dat is essentieel om misvattingen te vermijden en cowboys van onze werven te weren.”
Danny Jonckheere: “Wij merken ook dat het qua controle nog wat schort. Tot enkele jaren geleden werd brandwerende beglazing uitsluitend door gespecialiseerde firma’s uitgevoerd, maar nu voelen ook bedrijven die veranda’s bouwen en borstweringen plaatsen zich plots geroepen. Met alle uitvoeringsfouten van dien, terwijl het om erg dure producten gaat. Dat zouden we er toch dringend uit moeten krijgen.”
Kurt Van Den Bergh: “Bovendien is er weinig aandacht voor onderhoud en inspectie. In veel gebouwen worden de initiële uitgangspunten van brandwerende producten na verloop van tijd niet meer afdoende gehandhaafd. Een bouwschil kan je uiteraard niet ontmantelen om te verifiëren of hij de norm nog haalt, maar kritische elementen zoals doorvoeren of branddeuren zouden geregeld onder de loep moeten worden genomen.”
Rony Verbuyst: “Voor brandblusapparaten komt men om de paar jaar langs om na te gaan of ze nog goed werken en al dan niet aan vervanging toe zijn. Waarom dan ook niet meteen alle doorvoeren en branddeuren
nakijken?”
Koen Van Gasse: “Verplichte periodieke controles zouden inderdaad een deel kunnen oplossen. In de industriële sector is dat al ingeburgerd, maar in appartementsgebouwen is dat veel minder evident, want wie gaat dat doen en vooral bekostigen? De eigenaar, de syndicus, de bewoners …? In plaats van ‘of’ is de vraag soms eerder ‘wie?’”
Steven Paulussen: “In dat verband zou ik minder vertrouwen op de wetgeving, want die komt per definitie te laat. Ik zou vooral kijken naar verzekeringsmaatschappijen, die in de nabije toekomst sowieso meer aan risicomanagement zullen doen. Wie bijvoorbeeld toch nog voor een gevelopbouw met uitlogende brandvertragende behandeling kiest, zal binnenkort allicht moeten bijbetalen of periodieke nabehandeling moeten garanderen om zijn gebouw verzekerd te krijgen.”
Waar zouden jullie in de nabije toekomst graag verandering in zien of welke stap zouden we dringend moeten zetten om de brandveiligheid (nog) beter te kunnen garanderen?
Steven Paulussen: “Om bij die uitlogende brandvertragende behandelingen te blijven: de EN 927-3 mag wat mij betreft de standaard testmethode worden voor alle exterieurmaterialen. Lees: ze onder 45° op het zuiden leggen gedurende een jaar om de langetermijnimpact van uv-straling en neerslag na te gaan. Dat is een gratis test die – veel meer dan de andere toegelaten testmethodes – een accuraat beeld geeft van wat er in realiteit gebeurt, maar niemand maakt er gebruik van. Nochtans is het officieel ‘de maatgevende variant in ieder dispuut’.”
Louis Cortvriendt: “Wij zouden graag zien dat de Europese wetgeving breder gedragen wordt, zodat de onderlinge verschillen tussen de lidstaten uitzondering in plaats van regel worden. Dat zou heel wat rompslomp en meerwerk vermijden.”
Koen Van Gasse: “De algemene bewustwording rond brandveiligheid is toegenomen, maar dat vertaalt zich nog niet altijd in kennis. Opleiding van bouwprofessionals is en blijft dan ook een belangrijk werkpunt. Als je weet dat Belgische architecten vijf jaar moeten studeren en dat het aandeel brandveiligheid te herleiden is tot één schamel uurtje, dan is er nog wel wat marge – zeker omdat ze tien jaar hoofdelijk verantwoordelijk zijn voor de brandveiligheid van de gebouwen die ze ontwerpen. Ook het kennisniveau van schrijnwerkers, elektriciens, gevelbouwers enzovoort is voor verbetering vatbaar. Kortom: alle
bouwprofessionals zouden beslagen op het ijs moeten komen en dat begint bij wat ze op de schoolbanken te horen krijgen.”
Kurt Van Den Bergh: “Klopt. Architecten moeten specialist zijn in alles tegenwoordig, maar veiligheid van personen lijkt me in dat verband toch wel een van de voornaamste prioriteiten. Daarnaast mag er ook meer aandacht komen voor onderhoud. Wat vandaag gebouwd wordt is goed, maar wat na vijf, tien, twintig jaar enzovoort? Die vraag wordt momenteel te weinig gesteld.”
Danny Jonckheere: “Er is vraag naar een onafhankelijke sparringpartner die met ons meedenkt over specifieke uitvoeringen. De leemte die ISIB heeft nagelaten, moet dringend opgevuld worden. Buildwise werd al genoemd als alternatief, maar misschien kan het ook een oplossing zijn om meer volgens het Franse model te werken, waarbij een controlebureau tevens de opdracht brand toegewezen krijgt?”
Rony Verbuyst: “Er bestaat nog geen echte wetgeving voor deksels. Als we brandtesten uitvoeren, zijn die gebaseerd op wanden, deuren, bekledingen enzovoort, terwijl dat natuurlijk niet 100 % hetzelfde is. Daar zou ik dus wel graag verandering in zien. Al zijn we over het algemeen wel blij met de aandacht die er vandaag is voor brandveiligheid, want het is en blijft een essentiële parameter.”
Samenvattend kunnen we dus stellen dat brandveiligheid enerzijds een work in progress blijft, maar dat er anderzijds ook al veel ten goede veranderd is?
Steven Paulussen: “Zeker weten. Soms dreig je negatief uit de hoek te komen door op te sommen wat er nog allemaal schort, maar het moet zeker ook gezegd dat we er enorm op vooruitgegaan zijn. Net als in elk ander vakgebied zijn er zaken uit het verleden die vandaag niet meer door de beugel kunnen, maar als je ziet hoeveel ambitie er is, hoeveel kennis er wordt gedeeld en hoeveel advies er wordt gevraagd aan de juiste personen en instanties, dan kun je alleen maar concluderen dat we inzake brandveiligheid op hoog niveau acteren.”
Koen Van Gasse: “Samenwerking is een belangrijke rode draad in onze sector. We zijn uiteraard allemaal met onze eigen niche bezig, maar het is enkel door de krachten te bundelen dat we tot een bouwsysteem komen dat effectief de vereiste classificatie haalt. Dat besef is er wel bij iedereen: het totaalplaatje moet kloppen.”
Kurt Van Den Bergh: “Men houdt vandaag ook meer rekening met de belangen en bezorgdheden van fabrikanten als het op regelgeving aankomt. De kennis zit nu eenmaal bij leveranciers en uitvoerders, en die worden gelukkig steeds meer betrokken bij belangrijke beslissingen, bijvoorbeeld via werkgroepen. Dat is een van de vele pluspunten die we
alleen maar kunnen toejuichen.”