De nieuwe Europese richtlijn 2024/1275/EU betreffende de energieprestatie van gebouwen is op 28 mei 2024 in werking getreden en de lidstaten – in België de gewestelijke overheden – moeten deze nu vertalen naar hun eigen wetgeving.
Een aantal wijzigingen moet worden benadrukt. Ten eerste is het doel niet langer om bijna-energieneutrale gebouwen te verkrijgen, maar CO2-neutrale gebouwen (tegen 2030 voor nieuwe gebouwen, tegen 2050 voor bestaande gebouwen). Daarnaast moet voor nieuwe gebouwen het aardopwarmingspotentieel (in grote lijnen operationele en geïntegreerde broeikasgasemissies) over de hele levenscyclus worden opgegeven. Deze ontwikkeling onderstreept het feit dat het tegenwoordig niet meer mogelijk is om alleen naar de energieprestatie te kijken, zonder ook rekening te houden met de algehele klimaatimpact van een gebouw of renovatieproject, en liever ook met de impact ervan op andere gebieden, zoals de circulaire economie en biodiversiteit.
Nog meer dan voorheen ligt de nadruk op de renovatie van gebouwen, wat duidelijk de kern van het probleem is. Er zullen minimumnormen voor energieprestaties moeten worden vastgesteld voor niet-residentiële gebouwen. Tegen 2030 moet de slechtst presterende 16 % van de gebouwen geleidelijk opgewaardeerd worden en tegen 2033 de slechtst presterende 26 %. Voor woongebouwen wordt de ‘renovatietraject’-benadering gebruikt, waarbij de gemiddelde energieprestatie van het gebouwenbestand tegen 2030 met 16 % moet zijn verbeterd ten opzichte van 2020, en met 20 tot 22 % tegen 2035. Deze aanpak moet zich richten op de slechtst presterende gebouwen. Tot slot zijn er de uitfasering van boilers op fossiele brandstoffen tegen 2040 en de verplichting om zonne-energie-installaties te implementeren in nieuwe en gerenoveerde publieke en niet-residentiële gebouwen.
De uitdagingen voor renovatieprojecten binnen dit nieuwe kader zullen vaak aanzienlijk zijn. Maar gespecialiseerde studiebureaus zijn creatief in het voorstellen van oplossingen, op voorwaarde dat de regelgeving resultaatgericht is en niet te veel voorschrijft.
De omzetting van deze richtlijn, die samenvalt met een nieuwe legislatuur, is een uitstekende kans om het tot nu toe gevoerde beleid en de administratieve en technische problemen op het terrein te evalueren, om de stedenbouwkundige voorschriften in overeenstemming te brengen met de EPB-/klimaatdoelstellingen, om de administratieve procedures te vereenvoudigen en ten slotte om de regionale berekeningssystemen te harmoniseren, waarvoor de bouwsector al lang pleit.