Nieuwe Europese regelgeving als hefboom voor slimme transitie

De EPBD IV – voluit de Europese richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen (Energy Performance of Buildings Directive) – verplicht Europese lidstaten om hun regelgeving aan te passen aan de nieuwe klimaatambities. Een van de grote speerpunten hierbij is de digitalisering en het ‘slimmer’ maken van gebouwen. Een broodnodige duw in de rug voor de transitie naar volwaardige smart buildings, stelt Paul van Hinsberg, managing director bij B.E.G. Belgium. “Alle nieuwe tertiaire gebouwen zullen zonder uitzondering smart moeten zijn.”

De energieprestaties van gebouwen optimaliseren via digitale systemen, monitoring en automatisering: dat is het doel van de EPBD IV-richtlijn. Vanaf 2026 moeten grote utiliteitsgebouwen met technische installaties met een vermogen van minstens 290 kW – en in een latere fase ook kleinere gebouwen – uitgerust zijn met systemen die het energieverbruik, de prestaties van de technische installaties en het binnenklimaat monitoren en waar mogelijk automatisch bijsturen. Dit impliceert dat bestaande gebouwautomatiseringssystemen opgewaardeerd moeten worden en dat er in nieuwe gebouwen standaard sprake moet zijn van slimme sturing van verwarming, koeling, ventilatie, verlichting en zonwering, waarbij gebruikers en beheerders het energieverbruik in real time kunnen opvolgen via dashboards of apps. Bijgevolg zullen automatische foutdetectie, preventief en adaptief onderhoud op basis van data, interoperabiliteit via open standaarden en slimme meetinfrastructuur de norm worden. Via de Smart Readiness Indicator krijgt ieder gebouw ook een score die aangeeft in hoeverre het gebouw klaar is voor de implementatie van slimme toepassingen.

Van connected naar smart

Het is iets wat ze bij B.E.G. Belgium graag zien gebeuren. Als ontwikkelaar van bewegings- en aanwezigheidsdetectoren, -sensoren en -actuatoren zet het elektrotechnische bedrijf volop de stap naar automatisatie, waarbij het diverse technieken (verlichting, HVAC, zonwering …) kan aansturen. B.E.G. is dan ook een van de drijvende krachten achter de ‘slimme transitie’ die vandaag volop aan de gang is. “Dankzij de nieuwe Europese regelgeving zullen alle nieuwe tertiaire gebouwen zonder uitzondering smart moeten zijn en zullen fabrikanten willens nillens met open, gestandaardiseerde protocollen moeten gaan werken”, legt Paul van Hinsberg uit. “Een zeer goede zaak, want dat zal de sector dwingen om definitief de stap van connected naar smart te zetten. Dankzij die open standaarden kan er bij eventuele problemen snel geschakeld worden, zonder dat je afhankelijk bent van de partij die alles oorspronkelijk geïnstalleerd heeft.”

De lat hoger leggen

Vooral voor bouwpromotoren zijn de nieuwe verplichtingen in het kader van de EPBD IV-richtlijn een belangrijke incentive, stipt Paul van Hinsberg aan. “In projecten waar bouwheren zelf eigenaar blijven en gebruiker zijn, liggen investeringen in smart building-toepassingen meer voor de hand, vermits ze er ook zelf de vruchten van plukken. Maar bouwpromotoren die gericht zijn op verkoop of verhuur kijken eerder naar de kost per vierkante meter en niet zozeer naar de total cost of ownership. Dat er na installatie veel te winnen is via slim technisch beheer interesseert hen veel minder. Vandaar dat de nieuwe Europese regelgeving een belangrijk verschil zal maken. Tot nog toe lag de focus van veel bouwpromotors hoofdzakelijk op de BREEAM-score en leverden ze een cascogebouw af dat in theorie wel smart was, maar waarbij de slimme voorzieningen in de praktijk niet gebruikt of zelfs niet eens deftig aangesloten waren. Willen ze hun projecten nog verkocht en/of verhuurd krijgen, dan zullen ze de lat voortaan hoger moeten leggen, met name door te opteren voor performante technieken, slimme sturingen en monitoringsystemen die de tand des tijds kunnen doorstaan. Daar dragen we met B.E.G. maar al te graag ons steentje toe bij!”